Verdwijnt de koopkracht voor gepensioneerden met het pensioenakkoord - Deel 4

Conclusies en aanbevelingen

De keuze om wel of niet in te stemmen met het pensioenakkoord hangt van meer af dan alleen het verwachte pensioenresultaat voor gepensioneerden. Zaken als de AOW-leeftijd, eerder uittreden bij zware beroepen, pensioenmogelijkheden voor ZZP’ers en niet of minder korten begin 2021 zijn ook van belang. Het feit dat deze echter als packagedeal worden aangeboden, zegt natuurlijk wel iets over de kansen van het nieuwe pensioencontract wanneer dat apart zou worden aangeboden.
Voor de gepensioneerden bieden deze andere zaken geen voordeel. Voor hen is het nieuwe pensioencontract als zelfstandig onderdeel van belang. Beter zou het zijn als het nieuwe pensioencontract alleen in combinatie met het niet of minder korten begin 2021 zou worden aangeboden. Dan zouden de ruim 3 miljoen gepensioneerden die geen baat hebben bij de andere punten van het pensioenakkoord de stemming met meer vertrouwen tegemoet kunnen zien.
Twee doelstellingen van het pensioenakkoord zijn een pensioen dat eerder perspectief biedt op een koopkrachtig pensioen en daardoor volatieler is en een pensioen dat transparanter is. Als met de eerste doelstelling bedoeld wordt een pensioen dat meegroeit met de inflatie, dan wordt deze doelstelling met dit pensioenakkoord niet gehaald. Dat zal niet het geval zijn bij het verwachte scenario, maar in de komende 12 jaar ook niet in het optimistische scenario. Bij de eerste doelstelling hoort de beperking dat het pensioen volatieler wordt. Ook dit doel wordt niet waargemaakt. Al zullen weinig gepensioneerden dat een bezwaar vinden. De tweede doelstelling van het pensioenakkoord is een stelsel dat transparanter is. Ook deze doelstelling wordt niet waargemaakt. De leeftijdsafhankelijke verdeling van het beleggingsrendement, de invloed van de collectieve solidariteitsreserve, de introductie van verschillende projectierendementen en de introductie van leeftijdsafhankelijke beschermingsrendementen maken het nieuwe stelsel ingewikkelder dan het huidige stelsel. En daarbij is nog geen rekening gehouden met de verdeling van bijvoorbeeld sterfteresultaten en de communicatie daarover.
Uit de doorrekening van de alternatieven blijkt dat er alternatieven mogelijk zijn die een beter pensioenresultaat voor de gepensioneerden opleveren. Ook zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de (gewezen) deelnemers.
Recent heeft de DNB nog gewaarschuwd dat veel herstelplannen gebaseerd zijn op de verwachte rendementen die maximaal zijn toegestaan en dat deze rendementen in het verleden veelal niet gehaald zijn. Ook de berekeningen van het pensioenakkoord zijn gebaseerd op vergelijkbare rendementen. Als deze rendementen, net als bij de herstelplannen, niet gehaald worden, komt de pijn extra hard bij de deelnemers terecht. Extra hard omdat ook de solidariteit tussen generaties in het pensioenakkoord verlaagd is.
Als het goed is, is het pensioenakkoord ook juridisch goed uitgezocht. Dit is in ieder geval gebeurd voor de houdbaarheid van de verplichtstelling. Andere kwesties, zoals rond premiekorting, onteigening als gevolg van invaren, het weghalen van indexatieperspectief bij Pagina 10 van 20 2-7-2020 gepensioneerden en de toetsing aan IORP 2 (waaronder overweging 17) zullen de komende tijd nog aandacht vragen.